Het bleken uitgeweken patriotten na de inval van Pruisische troepen in Nederland. Die Pruisen kwamen in september 1787 naar ons land als reactie op de vernederende behandeling die de Pruisische prinses Wilhelmina, echtgenote van stadhouder Willem V had ondergaan bij Goejanverwellesluis. Terwijl zij een mislukte poging ondernam om de opstand van de patriotten te af te remmen.
Met hulp van die buitenlandse troepen werd de opstand door de orangisten neergeslagen. De reactie tegen de patriotten was keihard: volksgerichten met als slachtoffers diegenen die een nieuwe, democratische bestuursvorm in Nederland wilden vestigen. Alle patriotten van hoog tot laag moesten vrezen voor hun leven en bezittingen.
De Franse regering onder koning Louis XVI, ingefluisterd door Hollandsche adviseurs zag een kans. Die uitgeweken patriotten ofwel Kezen zouden met hun hun kennis van polderbeheer en visserij, gekoppeld aan de Hollandse handelsgeest, het achtergebleven Noord Franse gebied nieuw economisch leven inblazen. Daarom ontvingen alleen al rond de Stad St. Omer meer dan 1000 vluchtelingen een regelmatige uitkering van de Franse staat.
Onder die vluchtelingen bevonden zich de voormannen van de patriottische revolutie als Daendels en Fijnje. De een was militair, de ander uitgever/hoofdredacteur van de Hollandsche Historische Courant uit Delft én gehuwd met Emilie Luzac. Zijn krant vormde een belangrijke spreekbuis van de patriotten.
De naam Emilie Fijnje-Luzac vond ik na enig zoeken terug in het gemeentearchief van Saint Omer. Het was haar overlijdensakte, ondertekend door bekende patriotten als de lettergieter Mappa, Valckenaar en haar weduwnaar Wybo Fijnje.
In het najaar van 1787 vluchtten zij. Met achterlating van alle bezittingen, waarover Emilie Fijnje-Luzac in haar brieven aan familie in Holland schreef. Aangrijpende verhalen over haar vlucht en de achtergelaten huizen en drukkerij. Die brieven zijn verzameld in een zeer lezenswaardig boek: Mijne beslommerde Boedel.
Zij bezaten naast hun woning in Delft een mooi buiten langs de Vliet in Voorburg: Vlietenburgh.
Haar boedel in Delft en Voorburg zou zij nooit meer terugzien. Zij overleed, weggekwijnd door heimwee en verdriet op het ’kasteel’ van Watten, een plaatsje op 11 km gaans van Sint Omaars. Dat enorme huis vormde een soort commune van uitgeweken kopstukken van vooraanstaande patriotten. Waaronder ook de latere generaal Daendels. Zij woonden er ruziënd bij elkaar.
De minder welgestelde vluchtelingen werden gehuisvest in een kazerne in Sint Omaars. En ook daar trokken de ruzies over politiek en de verdeling van de toelagen hun diepe sporen. Ondanks de hoge verwachting van de Franse regering; tot werk of ondernemen kwamen die Hollanders nauwelijks. De uitkeringen van de Franse staat stopten zo’n jaar na het uitbreken van de Franse revolutie.
Uiteindelijk keerden de patriotten en masse weer terug naar de noordelijke Nederlanden. Velen als officieren en soldaten in het Bataafs legioen van het Franse leger, onder leiding van brigadegeneraal Daendels. Wybo Fijnje werd door Lodewijk Napoleon enige tijd na zijn terugkeer benoemd tot hoofdredacteur van de nieuwe Bataafsche Staatscourant. Of hij ooit is teruggekomen in Voorburg op Vlietenburgh is niet bekend.
Bronnen (en veel meer informatie):
Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795, van Joost Rosendaal
Mijne beslommerde Boedel, brieven in ballingschap 1787-1788, van Emilie Fynje Luzac
Patriotten en bevrijders, revolutie in de noordelijke Nederlanden 1780-1813, van Simon Schama